Kleding

Kleding

Kleding van Gerard Pakker bij zijn terugkeer in Rotterdam.

Deze kleding draagt Gerard Pakker bij zijn terugkeer in Rotterdam. Als zijn moeder hem ziet zegt ze: ‘Oh jongen, wat zie je eruit!’ (Museum Rotterdam ’40 – ’45 NU)

Veel mannen bezitten alleen de kleding en schoenen, die ze op de razziadag aanhebben. Tijdens de reis naar de werkkampen verstrekken het Rode Kruis en burgers hier en daar wel kleding. Maar veel kleren gaan al snel weer kapot door het zware werk. Hierdoor blijven veel mannen weken of maanden in dezelfde kleding lopen. In Rotterdam organiseert de Gemeentelijke Dienst voor Sociale Zaken een inzamelingsactie van kleding. Op 5 december vertrekt de eerste auto met kledingstukken naar de omgeving van Arnhem. Door de verspreiding van de dwangarbeiders over Oost-Nederland en Duitsland, is het de vraag of dit voldoende is.

Siegfried Bouts in zijn dagboek:
‘We waren al niet erg veel in Duitsland, maar toen het bombardement van 9 maart afgelopen was, waren we helemaal bedelaars. Al onze spullen waren verbrand. Heel de barak stond in lichte laaie.’

Henk Nuis in zijn dagboek:
‘Wat we bij ons mogen hebben, staat op het bevel: warme kleding, stevige schoenen, dekens, bescherming tegen regen, eetgrei, mes, vork, lepel, drinkbeker en boterhammen voor een dag. Meegebrachte fietsen blijven in het bezit van de eigenaar.’


Joop Leurs krijgt toegang tot voorraden, omdat hij voedsel en kleding aan de Duitse bevolking distribueert.

Fragment Dagboek Bouts

Fragment Dagboek Bouts.